Indiendatum: 26 april 2022
Door: Thijs Vos (Partij Sleutelstad)
Eind 2021 heeft de Hoge Raad in het Didam-arrest uitspraak gedaan over de uitgifte van grond: Voortvloeiend uit het gelijkheidsbeginsel mogen overheden grond en onroerend goed niet onderhands verkopen, maar moet sprake zijn van een openbare selectie. Enkel in specifieke gevallen, op basis van objectieve en toetsbare criteria, mag hiervan worden afgeweken.
De consequenties van het arrest zijn erg verstrekkend. De rijksoverheid heeft begin dit jaar een factsheet opgesteld voor mede-overheden waarin de consequenties en gevolgen van het arrest uiteengezet worden.[1] Volgens de factsheet zijn de uitgangspunten van het arrest waarschijnlijk van overeenkomstige toepassing bij “andere vormen van gronduitgifte, zoals erfpacht- en opstalrechten, maar ook persoonlijke gebruiksrechten zoals huur, ruil, bruikleen, pacht en andere (aan de ontwikkeling en realisatie van) vastgoed gerelateerde overeenkomsten zoals publiek-private samenwerkingsovereenkomsten waarin dergelijke rechten worden vergeven.” Het college heeft in antwoord op eerdere schriftelijke vragen van Partij Sleutelstad[2] aangegeven dat aannemelijk is dat het arrest ook van toepassing is op het in bruikleen uitgeven van grond.
Op grond van artikel 45 van het Reglement van Orde stelt het lid Vos (Partij Sleutelstad) het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden de volgende vragen:
Algemeen:
- Heeft het college naar aanleiding van de uitspraak van de Hoge Raad reeds in kaart gebracht wat de consequenties zijn van het Didam-arrest voor projecten en ontwikkelingen in Leiden?
Zo ja, kan het college dan aangeven bij welke projecten dit (mogelijk) speelt? Hoe wordt hier door het college mee omgegaan?
In de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen gaf het college aan dat de jurisprudentie zich nog verder moet ontwikkelen rond het Didam-arrest.
- Is het college bereid om de raad nader te informeren en/of bij te praten over de gevolgen van het Didam-arrest, zodra hier meer duidelijk over is?
Herinrichting Rozenplein:
Eind 2021 heeft de raad het uitvoeringsbesluit Vogelwijk Raadsherenbuurt fase 1 aangenomen. Onderdeel hiervan was de herinrichting van het Rozenplein, waarbij onder andere grond via bruikleen uitgegeven wordt aan een (beperkt aantal) direct omwonenden. Reeds tijdens de behandeling van het raadsvoorstel hebben insprekers aangekaart dat de uitgifte via bruikleen in strijd is met het Didam-arrest. Hoewel tijdens de raadsbehandeling werd aangegeven dat het Rozenplein niet onder het arrest zou vallen omdat er geen sprake was van verkoop van grond, maar van bruikleen; in de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen erkent het college echter dat het arrest waarschijnlijk ook van toepassing is op bruikleen.
- Sinds wanneer is bij het college bekend dat het Didam-arrest waarschijnlijk ook van toepassing is bij bruikleen (zoals bij het Rozenpleintje)?
In antwoord op eerdere vragen heeft het college aangegeven dat voldaan wordt aan de gronden ‘gelijke kansen’ en ‘tijdige bekendmaking’ die voortvloeien uit het arrest. Aan tijdige bekendmaking omdat bewoners via het participatietraject bewoners tijdig zouden zijn geïnformeerd. Volgens het raadsvoorstel[3] en de beantwoording van eerdere technische vragen[4] is echter pas in een laat stadium, nadat het participatietraject was afgerond, besloten om de grond in bruikleen beschikbaar te stellen (i.p.v. te verkopen).
- Hoe, wanneer en aan wie is gecommuniceerd dat de grond via bruikleen uit zou worden gegeven?
Volgens het college wordt ook voldaan aan de uitzonderingsgrond ‘gelijke kansen’ doordat iedere bewoner een geveltuin of boomspiegel in gebruik te nemen of te adopteren. In onze ogen kan de adoptie van een boomspiegel niet op gelijke voet geplaatst worden als het in bruikleen geven van voortuinen; die in principe door verjaring ook eigendom kunnen worden.
- Is het college het met Partij Sleutelstad eens dat het in bruikleen geven van grond niet te vergelijken is met de adoptie van een boomspiegel? Zo nee, waarom dan? Zo ja, hoe kan dit dan voldoen aan het ‘gelijke kansen’-principe?
- Was het gelet op de juridische onzekerheden niet verstandiger om voor wat betreft het Rozenplein te kiezen voor de variant die in ieder geval niet in strijd was met het Didam-arrest?
Voetnoten:
[1] Ministerie van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties (10-01-2022). Factsheet uitgifte van onroerende zaken en het bieden van gelijke kansen. Te raadplegen op https://www.volkshuisvestingnederland.nl/documenten/publicaties/2022/01/10/factsheet-uitgifte-van-onroerende-zaken-en-het-bieden-van-gelijke-kansen
[2] Beantwoording schriftelijke vragen Kersten (PS) over gevolgen Didam-arrest op herinrichting Rozenplein, 22 maart 2022
[3] RV 21.0136 Uitvoeringsbesluit Vogelwijk Raadsherenbuurt Fase 1, zie blz. 23. https://leiden.notubiz.nl/document/10878176/1/RV+21_0136+Uitvoeringsbesluit+Vogelwijk++Raadsherenbuurt+Fase1
[4] Technische Vragen Thijs Vos bij UB Vogelwijk Raadsherenbuurt fase 1 (nav inspraakreactie) (d.d. 15 december 2021). https://leiden.notubiz.nl/document/10932684/1/Beantwoording+aanvullende+technische+vragen+PS+UB+Vogelwijk+Raadsherenbuurt
Antwoorddatum: n.v.t.
Nog niet beantwoord.