Indiendatum: 5 december 2022

Door: Thijs Vos (Partij Sleutelstad) en Tom Leest (VVD)

Leiden staat voor een enorme bouwopgave: in 2030 moeten er 8.800 woningen zijn toegevoegd aan de woningvoorraad. In het beleidsakkoord is door de college dragende partijen afgesproken om de bouwproductie te verhogen naar ruim 1.000 woningen per jaar (ter vergelijking: in de periode 2015-2021 was dit gemiddeld 580 woningen[1] per jaar). Sinds de start van deze raadstermijn zijn er echter maar weinig voorstellen omtrent bouwplannen aan de raad voorgelegd, terwijl er wel regelmatig berichten over vertraging van bouwprojecten zijn.

Zo was eerder deze week in het nieuws dat de Gebiedsvisie Westerpoort opnieuw is vertraagd. Een paar weken eerder werd bekend dat de uitspraak van de Raad van State inzake LEAD pas begin volgend jaar volgt, waar definitieve besluitvorming eigenlijk voor begin 2022 was gepland. Intussen is duidelijk dat ook over het Werninkterrein en de Watergeuskade dit jaar geen raadsvoorstel zal worden behandeld.

De context waarin deze bouwopgave gerealiseerd moet worden is ook complex. Hoe ijverig en ambitieus het college en organisatie ook trachten te zijn, we hebben op dit moment te maken met een stikstofcrisis, stijgende bouwkosten, grote personeelstekorten, stroeve verhoudingen tussen gemeente en bewoners en een lange doorlooptijd in de rechterlijke macht. Het roept bij ons de vraag op hoe de bouwopgave van 1.000 woningen per jaar gehaald kan worden.

Op grond van artikel 45 van het Reglement van Orde stelt de leden Vos (Partij Sleutelstad) en Leest (VVD) het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden de volgende vragen:

1. Kan het college voor de volgende factoren aangeven in welke mate deze een vertragende werking hebben op de bouwproductie en de vertraging van raadsvoorstellen over bouwprojecten:
   1. De stijgende bouwkosten;
   2. Personeelstekorten;
   3. Stroeve verhoudingen tussen gemeente en bewoners;
   4. Bezwaar- en beroepsprocedures tegen vastgestelde raadsbesluiten.
2. Zijn er nog meer factoren die hierin een rol spelen?

3. Welke acties en maatregelen worden door het college genomen om deze vertragende factoren te beperken dan wel weg te nemen?

Uiteraard is ook de stikstofcrisis een belangrijke factor. Hierover zijn echter naar aanleiding van de Porthos-uitsprak reeds vragen gesteld door de leden Sandoval Garcia (CDA) en Leest (VVD). We zijn benieuwd naar de antwoorden daarop.

In antwoord op de actualiteitsvragen van VVD en PS over Westerpoort heeft het college geantwoord dat er rekening mee moet worden gehouden dat er bij dit project mogelijk minder woningen worden gerealiseerd of dat de programmering moet worden aangepast.

4. Zijn er meer projecten waarbij rekening moet worden gehouden met een scenario van minder woningen of een andere programmering? Zo ja, bij welke projecten is dit een realistisch scenario?
5. Alles overziend, hoe realistisch acht het college een bouwopgave van 1.000 woningen in de context van de stikstofcrisis, de stijgende bouwkosten, grote personeelstekorten en lange rechtszaken?

Voor bouwplannen rond de Willem de Zwijgerlaan en in het Stationsgebied, het Wernink-terrein en de Lammenschansdriehoek geldt dat in verband met de Woningbouwimpuls-subsidies vanuit het rijk strakke deadlines zijn.

6. Kan het college aangeven hoe de voortgang van deze projecten loopt? Gaat het lukken om de betreffende deadlines te halen?

Op het moment dat deze vragen worden gesteld staat er in de Regeling van Werkzaamheden tot aan maart 2023 geen enkel bouwproject geagendeerd.

7. Kan het college een overzicht geven van bouwplannen van meer dan 100 woningen waaromtrent het streven is om er volgend jaar besluiten aan de raad over voor te leggen? In welke fase bevinden deze projecten zich?

Vorig jaar is door het grote aantal SO-raadsvoorstellen die tegelijkertijd bij de raad werden ingediend het probleem ontstaan dat er een “stuwmeer aan raadsvoorstellen” ontstond. Zelfs met het inplannen van extra vergaderingen was het niet mogelijk om alle vanuit het college ingediende raadsvoorstellen binnen een korte termijn te behandelen. Vanuit het presidium is toen aan het college verzocht om een prioritering aan de raadsvoorstellen aan te brengen.

8. Hoe groot acht het college dat opnieuw met een dergelijke prioritering gewerkt moet worden?

De volgende twee vragen gaan over de situatie dat onverhoopt wederom met een dergelijke prioritering gewerkt moet worden.

9. Welke factoren spelen voor het college een rol bij het bepalen van het prioriteitsniveau van bouwplannen? Wordt een dergelijke prioritering ook al gehanteerd in de fases voorafgaande van de indiening van raadsvoorstellen bij de raad?
10. Indien geprioriteerd moet worden tussen bouwplannen, is het college dan bereid om projecten met een aannemelijke kans dat zij een aanzienlijk aantal corporatiewoningen en/of betaalbare koopwoningen toevoegen aan de Leidse woningvoorraad de hoogste prioriteit te geven?

[1] Programmabegroting 2023-2026, blz. 118.

Antwoorddatum: n.v.t.

Nog niet beantwoord.