Indiendatum: 13 juli 2020
Door: Maarten Kersten
PS heeft recentelijk kennisgenomen van het op de website van het Leidsch Dagblad gepubliceerde artikel ‘Acht buurtverenigingen zijn gemeente Leiden beu en zeggen samenwerking op.’ 1). In het artikel wordt vermeld dat acht buurtverenigingen (te weten Hogewoerd e.o., Pieters- en Academiewijk, Zeeheldenbuurt, Pancras-West, Noordvest-Molenbuurt, Tussen de Rijnen, De Put in de Oude Morsch en Maredorp-De Camp) in een aan het college gerichte brief de samenwerking met de gemeente hebben opgeschort omdat zij vinden dat met hun inbreng in participatietrajecten door de gemeente weinig tot niets wordt gedaan.
Op grond van artikel 45 van het Reglement van Orde stelt het lid Kersten (PS) het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden de volgende vragen:
- Heeft het college kennisgenomen van de inhoud van het artikel?
- Wat is het oordeel van het college over de in het artikel beschreven opvatting van de buurtverenigingen dat ‘hun inbreng keer op keer terzijde wordt geschoven’ en dat zij ‘het daarom niet meer zinvol achten om nog tijd en energie te besteden aan participatietrajecten waarvan de uitkomst in feite van tevoren al vaststaat’?
- Welke gevolgen verwacht het college te verbinden aan de opschorting van de samenwerking met de buurtverenigingen?
- Is het college van plan om het vertrouwen van de buurtverenigingen terug te winnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en wanneer denkt het college dat te doen?
Bronvermelding:
1) Website van het Leidsch Dagblad d.d. 20 augustus 2020.
Antwoorddatum: 2 september 2020
1. Heeft het college kennisgenomen van de inhoud van het artikel?
Ja, het college heeft kennisgenomen van de inhoud van het artikel.
2. Wat is het oordeel van het college over de in het artikel beschreven opvatting van de buurtverenigingen dat ‘hun inbreng keer op keer terzijde wordt geschoven’ en dat zij ‘het daarom niet meer zinvol achten om nog tijd en energie te besteden aan participatietrajecten waarvan de uitkomst in feite van tevoren al vaststaat’?
Het college vindt het jammer dat de buurtverenigingen het zo ervaren. Voor het college staat voorop dat zij graag een goede verstandhouding en samenwerking heeft met de
bewonersverenigingen. In participatietrajecten is de inbreng van buurtverenigingen namelijk belangrijk voor onze stad en onze organisatie. Net zo goed hecht het college veel waarde aan de inbreng van alle overige belanghebbenden. Uiteindelijk weegt het college alle belangen zorgvuldig in een participatietraject. Het college herkent zicht daarom niet in de uitspraak dat de uitkomsten bij participatietrajecten van te voren vaststaat. Ook de algemene uitspraak “dat de inbreng van de verenigingen keer op keer terzijde wordt geschoven” herkent het college niet.
Tegelijkertijd trekt het college zich deze gezamenlijke stellingname van de buurtverenigingen aan. Daarom heeft het college de buurtverenigingen uitgenodigd om op korte termijn in gesprek te gaan, om beter te begrijpen waar dit standpunt van de wijkverenigingen op gebaseerd is en om samen te onderzoeken wat ervoor nodig is om de samenwerking tussen de buurtverenigingen en de gemeente weer goed te krijgen.
3. Welke gevolgen verwacht het college te verbinden aan de opschorting van de samenwerking met de buurtverenigingen?
Het college gaat zoals gezegd graag het gesprek aan met de buurtverenigingen over de ontstane situatie. Juist als er zaken zijn die niet goed lopen, is het college van mening dat we daar alleen samen én in onderling overleg uit kunnen komen.
4. Is het college van plan om het vertrouwen van de buurtverenigingen terug te winnen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en wanneer denkt het college dat te doen?
Ja, daar is het college zeker toe bereid. Het college heeft het aanbod gedaan om op korte termijn een bestuurlijke bijeenkomst te organiseren waarin we gezamenlijk met de buurtverenigingen stil staan bij de participatie-ervaringen van afgelopen tijd en waarin we de onderlinge relatie bespreken en hoe dat beter kan. De gemeente wil samen met de buurtverenigingen naar de toekomst kijken en is vanzelfsprekend bereid te investeren in de onderlinge relatie.