Indiendatum: 12 januari 2021
Door: Maarten Kersten
De leden Kersten (PS) en Bleijie (CDA) stellen op basis van artikel 45 van het Reglement van Orde schriftelijke vragen in aanvulling op de op 22 december 2020 door het lid Bleijie (CDA) gestelde schriftelijke vragen over de status van Voetbal Vitaal.
- Heeft het college kennisgenomen van de brief over het opzeggen van de huurovereenkomst van De Leidsche Boys aan de gemeenteraad op 21 december 2020, die mede is ondertekend door meer dan 500 oud-leden? Hoe reflecteert het college op deze brief?
- Wat heeft het college gedaan om te bevorderen dat De Leidsche Boys zou voldoen aan de criteria van Voetbal Vitaal?
- Klopt het dat de gemeente eenzijdig de huurovereenkomst met De Leidsche Boys heeft opgezegd omdat de velden een nieuwe bestemming (bouwen) zouden krijgen?
Partij Sleutelstad en CDA hebben vernomen dat de velden nu echter wel gebruikt worden door DIOK. Klopt dat? Hoe valt dat te rijmen met het feit dat de huurovereenkomst met De Leidsche Boys werd opgezegd wegens de nieuwe bestemming die de velden zouden krijgen?
- Waarom was het niet mogelijk om De Leidsche Boys een andere beschikbare locatie aan te bieden waarop zij de laatste twee jaar van hun honderdjarig bestaan kon overbruggen? Heeft de gemeente wel gekeken of op een andere manier het bijna honderdjarig bestaan van De Leidsche Boys op een passende manier kon worden afgesloten?
Wethouder Dirkse heeft in antwoord op vragen van Partij Sleutelstad in de commissie Onderwijs en Sport toegezegd om bij te dragen aan een goede locatie voor het slotfeest van De Leidsche Boys, liefst zelfs het oude clubhuis.
- Heeft de wethouder hierover inmiddels contact opgenomen met de betrokkenen?
Bij het, eveneens mede als gevolg van de effecten van Voetbal Vitaal verdwijnen van de voetbalclub GHC, zijn na verrekening van de schulden aan de gemeente twee vrij nieuwe panden op het sportterrein aan de Vliet, naast het voormalige complex van Leidsche Boys in handen gekomen van de gemeente. Die panden stonden- tezamen met het jeugdhonk van GHC – voor rond de 9 ton in de boeken, maar de gemeente heeft een eigen onderhandse taxatie verricht van circa € 30.000 negatieve sloopwaarde. Het jeugdhonk werd daarentegen wel officieel getaxeerd voor een bedrag van €100.000,-. Die waarde werd echter verrekend met de huurschuld van de voetbalclub bij de gemeente, alsmede 10 mille aan kosten van de curator. Daarmee bleef er vrijwel geen geld over om ca. een ton aan schulden af te lossen aan een aantal Leidse MKB-bedrijven die in de opstallen van GHC hadden geïnvesteerd (iets dat de gemeente toch altijd aanmoedigt). Deze opstallen zijn sinds het faillissement van GHC door de gemeente volop in gebruik gegeven aan een aantal organisaties. Binnenkort, wanneer de bouw van combibad en ijshal naast dat terrein gaan beginnen, kunnen deze opstallen door de bouwer(s) worden gebruikt als bouwplaatsvoorziening dan wel voor opslag en voor huisvesting van buitenlandse werknemers. Dat zal een grote kostenpost voor de bouwer(s) schelen en betekent profijt voor gemeente (en een betere gunning) zowel als aantrekkelijkheid om kandidaten voor de bouw te vinden, hetgeen tot toe op normale manier nog niet mogelijk of te duur bleek.
- Wordt het niet tijd dat een ordentelijke officiële taxatie van deze opstallen wordt verricht door een onafhankelijke en erkende makelaar?
- Vindt het college het redelijk dat de panden worden verhuurd, maar dat genoemde schuldeisers van GHC hiervan geen cent terugzien?
- Vindt het college het redelijk dat na drie jaar deze kwestie nog steeds niet is opgelost?
- Is het college bereid genoemde schuldeisers te compenseren of met het oog op de toekomstige bouw van ijshal/combibad een goede regeling aan te bieden?
Antwoorddatum: TBD
Nog niet beantwoord.