AMENDEMENT:

Datum: 20 juni 2019

Indiener: Maarten Kersten

Samen met: D66

Onderwerp: Participatie- en Inspraakverordening 2019

Status: Aangenomen

Voor: Partij Sleutelstad, D66, GL, VVD, PvdA, CDA, SP, PvdD (38)

Tegen: ChristenUnie (1)

De raad van de gemeente Leiden, bijeen in de vergadering van 20 juni 2019,


BESLUIT:
Besluitpunt RV 19.0037 te wijzigen:


Door in artikel 10, lid 4:
“het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang”


te vervangen door


“het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met het algemeen belang”.


Door aan artikel 10, lid 5 een nieuw sublid toe te voegen:
“doelstellingen die in strijd zijn met de wet”.


Door in artikel 10, lid 6:
“het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing”


te vervangen door


“het vijfde lid is niet van toepassing”.


En in artikel 10, lid 7:
“op grond van lid 4 of lid 5 van dit artikel”


te vervangen door


“op grond van lid 5 van dit artikel”.


Maarten Kersten (Partij Sleutelstad)

Antje Jordan (D66)

Toelichting:
Per artikel 10, lid 4 van de participatie- en inspraakverordening kunnen publieksinitiatieven* afgewezen worden door het college op basis van een aantal relatieve weigeringsgronden: strijdigheid met het algemeen belang, onvoldoende draagvlak, discriminatie** en onhaalbaarheid. Dit zijn in meer of mindere mate subjectieve gronden. De initiatieven die op basis hiervan worden afgewezen kunnen per artikel 10, lid 6 niet meer inhoudelijk worden behandeld door de raad(1).

Dit is wat ons betreft een slechte zaak. Het politiek primaat ligt bij de raad; zij zou over besluiten die binnen haar bevoegdheden liggen het laatste woord moeten hebben. Daarom stellen wij voor dat initiatieven die om deze subjectieve gronden worden geweigerd, alsnog worden doorgestuurd (zoals in de oude verordening burgerinitiatief). De raad kan dan – met advies van het college – een finaal
oordeel vellen over de wenselijkheid en haalbaarheid van een publieksinitiatief, zoals ook in de oude situatie het geval was.

Naast de hierboven genoemde subjectieve gronden, bevat lid 4 ook de weigeringsgrond strijdigheid met de wet. Om te voorkomen dat door dit amendement publieksinitiatieven waarvan de doelstellingen
waarschijnlijk strijdig zijn met de wet alsnog doorgestuurd zouden worden naar de raad, wordt deze weigeringsgrond naar lid 5 verplaats (waarin de absolute weigeringsgronden worden genoemd).

N.B. Dit amendement heeft geen effect op weigering van initiatieven die buiten de bevoegdheden van de gemeente of de raad vallen. Deze worden op basis van de absolute weigeringsgronden in artikel 10, lid 5 geweigerd.

 

1) Wel worden ze ter kennisgave naar de raad gestuurd.

* Bij wijziging besluitpunt RV 19.0037 (amendement 19.0037/01) betreft dit de term burgerinitiatieven.

** Het is niet altijd mogelijk om objectief vast te stellen dat bij een publieksinitiatief sprake is van discriminatie, omdat dit ten dele afhankelijk is van de exacte definitie en politieke afwegingen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een publieksinitiatief verzoekt om invoering van een verbod op religieuze
symbolen bij overheidsorganisaties (zowel politieke partijen als rechtscolleges oordelen verschillend of hier sprake is van discriminatie). Wat ons betreft zou het juridische oordeel bij de rechter moeten liggen en het politieke eindoordeel bij de raad. Hierbij is het dus een verantwoordelijkheid van de raad om een harde lijn te trekken tegen discriminatie bij publieksinitiatieven, zoals zij dat ook doet bij
initiatiefvoorstellen uit haar eigen midden.